null

Skip to end of metadata
Go to start of metadata

You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 19 Next »



Onder de menu optie Kaartlagen staat een overzicht van alle beschikbare kaartlagen ( optie Toon alle kaartlagen) die je hier kunt beheren. Je kunt er nieuwe lagen toevoegen (optie Kaartlaag toevoegen) en bestaande lagen wijzigen (knop Bewerken ) of verwijderen (knop Verwijderen). Kaartlagen uit een omgeving waarvoor je geen beheerrechten hebt zijn niet beschikbaar.

Je opent de pagina Kaartlagen met de menu-optie Kaartlagen.

Toevoegen van een kaartlaag

Op de volgende manier voeg je een kaartlaag aan een omgeving toe:

  1. Klik onder menu Kaartlagen op de optie Kaartlaag toevoegen

    Pagina Kaartlaag toevoegen verschijnt.

  2. Vul hier de instellingen van de laag in (zie onderdeel Kaartlagen - instellingen). Bij het toevoegen van een laag zijn de volgende velden verplicht:
    • Service
      De titel van de service waaruit de laag afkomstig is. Selecteer de servicetitel uit de keuzelijst. In deze lijst zijn alleen de services beschikbaar waarvan een van de omgevingen overeenkomt met een omgeving waarvoor jij beheerrechten hebt.
    • Laagnaam
      De naam van de laag zoals die op de kaartserver wordt gebruikt. Selecteer deze naam uit de lijst met alle beschikbare lagen van de geselecteerde kaartservice.
    • Titel
      De titel van de kaartlaag. De titel gebruikt WGP om de laag in de gebruikersinterface aan te duiden, zowel in WGP Beheer als in de WGP Viewer.
    • Schaalbereik (schaal)
      Geschatte schaal voor een beeldscherm met een pixel grootte van 0,28mm
    • Schaalbereik (scherm)
      Decimeters per pixel op het beeldscherm
    • Geometrie typeHet door de server opgegeven geometrie type. Indien dit een specifiek type is (bv point) zorgt dit ervoor dat eventuele tekenacties alleen voor dit type zijn toegestaan. Indien dit een algemeen type is kan de administrator hier ook een specifiek type kiezen, en daarmee de toegestane tekenacties beperken.
    • Omgeving
      De omgeving van de kaartlaag. Selecteer de omgeving uit de keuzelijst.

      De omgeving van de laag bepaalt voor wie de laag beschikbaar is, dat wil zeggen wie de laag kan zien en wie hem kan bewerken. Je kunt alleen een omgeving selecteren die gekoppeld is aan de kaartservice waaruit de laag afkomstig is en waarvoor je ook beheerrechten hebt (de omgeving moet gekoppeld zijn aan een van je beheergroepen). Zie onderdeel Autorisatie.

      Afhankelijk van het service type (WMS,WFS,WMTS...) kunnen nog een aantal optionele instellingen worden gekozen.

      Voor WMS en WMTS is er de extra optie:

    • WFS
      Kies hier de bijbehorende  WFS kaartlaag om velden op te halen voor o.a. feature info en filters.

      Voor WFS lagen zijn er de extra opties:
    • Beperk laden features
      Haal alleen features op die in het zichtbare gedeelte van de kaart liggen. Standaard aan.

    • Maximum aantal te laden features
      Het maximale aantal features dat beschikbaar is op de kaart. Deze waarde moet uit een geheel getal bestaan tussen 0 en 1.000.000.

  3. Druk op de knop Opslaan

    Knop Opslaan

    De laag wordt aangemaakt en staat nu onder aan de lijst met beschikbare kaartlagen op pagina Kaartlagen. Nadat de laag is opgeslagen verschijnt de pagina Kaartlaag, waarbij achter de paginatitel de laag wordt vermeld. De kaartlaag is nu in OneMap Beheer geopend en kan verder worden geconfigureerd met de verschillende instellingen op de volgende zijbalk onderwerpen:

    • Algemeen: instellingen,informatie,bronvermelding,rechten,gebruikerslogboek
    • Weergave: API-configuraties,Feature-info,Zoeken,Filters,Stijl,Legenda,Velden
    • Extra: Details,Historie

    Het onderwerp Details geeft een gedetailleerd overzicht van alle laaggegevens. Deze gegevens zijn daar echter niet te bewerken, ze dienen alleen ter informatie. Het tabblad geeft niet alleen detailinformatie over de laag zelf, maar toont ook hoe de laag zich verhoudt tot de overige kaartcomponenten, zoals kaarten, omgeving en kaartservice.

  4. Configureer hierna op de verschillende onderdelen op de van zijbalk Kaartlaag de laaginstellingen: 

     Tabbladen met laaginstellingen


    • Instellingen
      De algemene instellingen die je ook al hebt kunnen invullen bij het aanmaken van de laag. Bij het bewerken van een laag kun je de kaartservice en de laagnaam niet meer wijzigen. Zie onderdeel Kaartlagen - instellingen.
    • Informatie
      Voeg hier vrije kaartlaag informatie toe met. Hier kunnen bv ook links naar metadata of informatieve sites worden opgenomen. Deze informatie komt in de OneMap viewer beschikbaar onder het contextmenu van de kaartlaag. Zie onderdeel Kaartlagen - Informatie.
    • Bronvermelding
      Indien de eigenaar van een gebruikte kaartlaag vraagt dit te vermelden op de kaart kan hier de bronvermelding worden opgenomen. Deze melding wordt in de OneMapviewer getoond indien de kaart actief is.
    • Rechten
      Specifieke gebruikerstoegang tot de kaartlaag ( of kaartlaag-attributen) kan hier worden ingeregeld (bekijken,bewerken,download..).Standaard is optie Publiek aangevinkt en zijn er geen groepsrechten toegekend. Indien je deze instelling niet verandert, kan iedereen met toegang tot de viewer de laag zien en kan niemand de gegevens van een laag in de viewer bewerken. Zie onderdeel Kaartlagen - rechten.
    • Formulier
      WFS services kunnen worden ingericht om in de OneMapviewer te worden bewerkt. De te bewerken attributen worden hier geconfigureerd.

      Het bewerken van de gegevens van een laag in de WGP Viewer kan alleen indien de laag uit een kaartservice komt van het type WSFT

    • Gebruikerslogboek
      I.v.m de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), kan hier worden geconfigureerd welke acties van gebruikers op de laag moet worden vastgelegd.


    • API configuraties
      Hier worden specifieke API endpoints voor een laag ingericht. De door het API-endpoint geleverde informatie wordt toegevoegd aan de featureinfo als extra informatie tabblad.
    • Feature-info
      Bij veel kaartservices kun je informatie opvragen over de kaartobjecten van een laag (features). Deze informatie wordt feature-info genoemd. Alleen wanneer je over een laag feature-info wilt kunnen opvragen, moet je dat voor de laag op dit tabblad configureren. Zie onderdeel Kaartlagen - feature-info.
    • Zoeken
      De zoek configuratie dient om specifieke objecten te zoeken op basis van een identificatie veld. Hierbij wordt de hele databron doorzocht, en zoomt de viewer naar het gevonden object.
    • Filters
      De filter configuratie dient om op basis van 1 of meerdere attribuut waarden de zichtbare objecten binnen de kaart te beperken.
    • Stijl
      Hier wordt de standaard weergave stijl van de laag geconfigureerd. Opties zijn afhankelijk van het servicetype (WMS,WFS..).Zie onderdeel Kaartlagen - stijl
    • Legenda
      De legenda van een laag geeft een verklaring van de symbolen en kleuren waarmee het thema van de laag wordt weergegeven, zoals de puntsymbolen voor verschillende typen rijksmonumenten, de lijnsymbolen voor verschillende soorten autowegen of de kleuren waarmee het landgebruik wordt aangeduid. Sommige rasterlagen hebben al standaard een legenda van de kaartservice meegekregen. Zie onderdeel Kaartlagen - legenda.
    • Details
      Bevat algemene laag informatie die voor beheerders van toepassing kan zijn, zoals de kaartlaag slug ( voor gebruik in OneMap API-calls), of gebruiks overzicht.
    •  Velden
      Toont de beschikbare attributen en attribuut-type van de laag.



Bewerken van een kaartlaag

Op de volgende manier bewerk je een kaartlaag:

  1. Druk op pagina Kaartlagen naast de laag die je wilt veranderen op de knop Bewerken.

    Knop Bewerken

    Pagina Kaartlaag verschijnt, waarbij achter de paginatitel de laag die je zo hebt geopend staat vermeld. Op de tabbladen van deze pagina staan de instellingen van de laag. Het volgende voorbeeld toont de pagina voor de laag 'Vondsten'.

    Pagina Kaartlaag Vondsten

  2. Verander op deze pagina de instellingen van de kaartlaag op een van de tabbladen. Zie de beschrijving van de tabbladen in paragraaf Toevoegen van een kaartlaag.
      
  3. De sla daarna voor ieder tabblad de wijzigingen op (knop Opslaan). 

    Knop Opslaan

Verwijderen van een kaartlaag

Klik op pagina Kaartlagen naast de laag die je wilt verwijderen op Verwijder.

Knop Verwijderen

Bevestig de verwijdering hierna door in het waarschuwingsvenster op de knop ja te drukken. 

Je kunt alleen kaartlagen verwijderen die niet door een kaart worden gebruikt. Indien je de lagen wilt verwijderen die onderdeel uitmaken van een kaart, dien je ze eerst uit de kaart te verwijderen.

 Locatie van de pagina in de handleiding ...

 
 Metadata ...
Datum

 


Door
Status

INITIËEL

Release

WGP 5.0


2018 - Nieuwland Geo-Informatie ©

  • No labels