Werkbalk - Bewerken
Met de knoppen op werkbalk Bewerken kun je de eigenschappen (attributen) van de objecten van een vectorlaag aanpassen, maar ook de geometrie van een object wijzigen, objecten verplaatsen en objecten toevoegen of verwijderen.
De algemene werkwijze om met deze werkbalk een vectorlaag te bewerken is als volgt:
- Zorg dat de kaartlaag waarvan je een object wilt bewerken zichtbaar is.
Open werkbalk Bewerken met de volgende knop linksonder op de kaart:
Als de kaart meerdere bewerkbare lagen bevat, moet je de laag die je wilt bewerken in venster Kaartlaag selectie eerst selecteren voordat de functies verschijnen waarmee je de laag kunt bewerken.
Nadat de je de laag hebt geselecteerd, verschijnt de werkbalk met de knoppen om de laag te bewerken:Het venster Kaartlaag selectie wordt overgeslagen wanneer er slechts één bewerkbare laag beschikbaar is. De werkbalk verschijnt dan meteen. Indien de laag één geometrietype bezit, wat meestal het geval zal zijn, dan zijn in de werkbalk alleen de knoppen beschikbaar die op dat geometrietype betrekking hebben.
- Kies een van de knoppen op de werkbalk en bewerk het geselecteerde object. Je selecteert een object door er een aan te raken. Je kunt meerdere objecten tegelijkertijd selecteren.
- Sla de wijzigingen op je mobiele toestel op. Dit kan op een twee manieren:
- Een toegevoegd object of een bestaand object met gewijzigde eigenschappen sla je in de betreffende laag op door in het formuliervenster met de ingevulde of aangepaste attribuutwaarden op de knop Opslaan te drukken.
- Een gewijzigde of verplaatste geometrie sla je op met de volgende knop:
- Een toegevoegd object of een bestaand object met gewijzigde eigenschappen sla je in de betreffende laag op door in het formuliervenster met de ingevulde of aangepaste attribuutwaarden op de knop Opslaan te drukken.
- Synchroniseer de wijzigingen met de kaartserver. Zie onderdeel Synchroniseren van gegevens.
Voor het bewerken van een vectorlaag bezit de werkbalk de volgende knoppen:
Selecteer features Wanneer deze knop ingeschakeld is, selecteer je objecten door ze aan te raken. De geselecteerde objecten worden blauw gemarkeerd. De knop is na het openen van de werkbalk standaard geactiveerd. Je kunt meerdere objecten selecteren en vervolgens bewerken. | |
Selectie opheffen Maakt een eerdere selectie van objecten ongedaan. | |
Punt schetsen, Lijn schetsen en Vlak schetsen Met deze knoppen kun je objecten toevoegen door eerst de geometrie van het object op de kaart te tekenen en daarna de attribuutwaarden in te vullen. Na het tekenen van de geometrie verschijnt er een formulier waarin je de attribuutwaarden van het object kunt invullen. Door het formulier op te slaan, voeg je het nieuwe object toe aan de laag. De optie voor het schetsen van een puntgeometrie heeft een submenu met een knop waarmee je een punt op je huidige GPS-positie kunt tekenen. De knop wordt aangeduid door een locatie-icoon. Zie onderdeel Toevoegen van features. | |
Wijzig geometrie Wanneer deze knop ingeschakeld is, kun je de geometrie van objecten aanpassen of verplaatsen. De geometrie die je wijzigt wordt blauw gemarkeerd. Verplaats een puntgeometrie door hem aan te raken en te verslepen. Verplaats op dezelfde manier de tussenpunten van een lijn- of een vlakgeometrie om op die manier de vorm van de geometrie aan te passen. Sluit of door in de werkbalk op het vinkje te tikken. | |
Verwijder de geselecteerde objecten Verwijdert de geselecteerde objecten uit de kaartlaag. WebGIS App vraagt eerst om een bevestiging. | |
Wijzig attributen Opent het attributenformulier van het geselecteerde object. Zie de beschrijving in onderdeel 'Wijzigen van attributen via de feature-info'. | |
Sla gewijzigde geometrie op Slaat een gewijzigde of verplaatste geometrie op. Voordat de app de wijziging op je mobiele toestel opslaat, vraagt hij je om een bevestiging. | |
Sluit bewerken Sluit de werkbalk Bewerken. Na het sluiten van de werkbalk zonder de gewijzigde geometrieën op te slaan, verschijnt er de vraag of je deze wijzigingen alsnog op wilt slaan. |