Je kunt op de volgende manier de eigenschappen (attribuutwaarden) van een object van een vectorlaag wijzigen vanuit de feature-info van het object:
- Open de feature-info van een kaartobject (zie onderdeel Feature-info) door het object aan te raken. De laag van het object moet daarvoor natuurlijk op de kaart zijn te zien.
Open in het venster Resultaat met de knop Bewerken het attributenvenster van het object. Dit is een invulformulier waarin je de attribuutwaarden van het object kunt wijzigen.
Je kunt dit formulier ook vanuit werkbalk Bewerken openen door het object te selecteren (aanraken) en daarna op de volgende knop te tikken:
Wijzig in het formulier een of meer attribuutwaarden, vul ontbrekende waarden in en wis eventueel ook waarden. Je kunt de attribuutwaarden op verschillende manieren invoeren:
Door een tekst of getal in een invulveld in te typen.
Door een waarde uit een keuzelijst te selecteren.
Door een selectievakje of keuzerondje te selecteren of te deselecteren.
Door een foto toe te voegen. Zie onderdeel Foto's toevoegen.
- Sla de wijzigingen in het formulier op (met de knop Opslaan).
- Synchroniseer de wijzigingen in de kaartlaag met de kaartserver (zie onderdeel 'Synchroniseren van gegevens'). Gebruik hiervoor de volgende knop op de menubalk boven de kaart:
Het getal in het rode cirkeltje geeft aan hoeveel lokale wijzigingen er nog niet gesynchroniseerd zijn met de kaartserver.
Hieronder zie je een voorbeeld van een formulier dat gebruikt wordt voor het invoeren van de gegevens van een brandkraneninspectie:
In dit formulier is Status een veld met keuzerondjes voor de verschillende waarden, waarvan je er slechts één kunt selecteren. Daaronder zie je een aantal velden waar een streepje is ingevuld. Dit zijn velden met een waarde uit een keuzelijst. Het streepje vertegenwoordigt de waarde 'niet ingevuld'.
Met de knoppen Vorige en Volgende kun je naar de andere tabbladen van het formulier navigeren.