Feature-info (objectinformatie)

De kaartobjecten van een laag worden features genoemd en de informatie over die objecten feature-info. Door een object (feature) op de kaart aan te raken kun je er informatie over opvragen.
De werkwijze is als volgt:

  1. Zorg dat de kaartlagen waarvan je feature-info wilt opvragen zichtbaar zijn. Mocht dat niet het geval zijn, kun je de zichtbaarheid van de laag in paneel Kaartlagen inschakelen.

  2. Zoom eventueel in op het object waarover je informatie wilt opvragen. Sommige lagen zijn zelfs alleen zichtbaar wanneer je verder op de kaart bent ingezoomd.

  3. Raak op de kaart de locatie aan van het object waarover je informatie wilt opvragen. Het venster Resultaat verschijnt met daarin een lijst van alle objecten die op de aangeraakte locatie aanwezig zijn (eventueel in verschillende lagen). 

    In de lijst vermeldt een blauwe titelbalk het objecttype en het aantal objecten van dat type (bijvoorbeeld 2 Brandkranen), daaronder volgen de objecten zelf.

    Bij het ene type kaartlagen selecteer je een locatie waarna de objecten op die locatie van de kaartserver opgehaald worden, bij het andere type kaartlagen (WFS- of vectorlagen) selecteer je direct de objecten. In het laatste geval worden de geselecteerde objecten blauw gemarkeerd (zoals in het weergegeven voorbeeld).

  4. Selecteer uit de lijst het object waarover je informatie wilt opvragen door op het object te tikken. In het venster Resultaat verschijnt de informatie over het betreffende object.



  5. Open eventueel een routeplanner (knop Route) of een locatiefoto (knop Street).

    Met de knop Route vraag je de route op van je huidige positie naar de locatie van het betreffende object (in de routeplanner van Apple Kaarten of Google Maps). De knop Street opent de Google Street View van de betreffende locatie. Vanuit de routebeschrijving of de locatiefoto kun je met de Terug-knop (<) van je mobiele toestel terugkeren naar de WebGIS App.

    De knop Street is niet beschikbaar op een toestel met een iOS-besturingssysteem.

  6. Gebruik eventueel de knop Bewerk om de gegevens van het object te wijzigen. Voor niet alle objecten zal een dergelijke knop beschikbaar zijn.

  7. Gebruik eventueel de pijl naar links (<) boven in het venster om vanuit de objectinformatie weer terug te keren naar de lijst met alle aangewezen objecten.



  8. Sluit het venster Resultaat met het kruis in de rechterbovenhoek.