WFS-kaartlagen (of markerlagen) zijn vectorlagen die gebaseerd zijn op een Web Features Service (WFS). De kaartlagen haal je dan ook uit een databron van het type WFS
of WFST
. Omdat deze kaartlagen afzonderlijk benaderbare kaartobjecten (features) bezitten, met selecteerbare punt-, lijn- of vlakgeometrieën, verschillen de eigenschappen van deze kaartlagen met die van de 'bitmap'-kaartlagen afkomstig van de andere databronnen van WGP Beheer (verschillende WMS-databronnen en databronnen voor achtergrondlagen, zoals die van Google en OpenStreetMap).
Gebruik bij WFS-kaartlagen met veel features (met een hoge feature-dichtheid) een Zichtbaarheidsrange, zodat je de lagen alleen kunt zien wanneer je op een grote schaal (bijvoorbeeld 1:5.000) bent ingezoomd. Bij een kleine schaal (bijvoorbeeld 1:100.000) zullen de features van een dergelijke laag namelijk over elkaar heen vallen en moet WGP zoveel features van de kaartserver ophalen dat de opbouw van de kaart lang kan duren.
Je kunt de algemene instellingen van een WFS-kaartlaag wijzigen op het tabblad Algemeen van pagina Kaartlagen Beheren - Markerlaag (vectorlaag) wijzigen. Op dezelfde pagina wijzig je op tabbladen Geavanceerd en Stijl de geavanceerde laaginstellingen en de weergavestijl van de kaartobjecten. Op tabblad SLD kun je de stijldefinitie uit een SLD-bestand op een kaartlaag toepassen.
Je opent pagina Kaartlagen Beheren - Markerlaag (vectorlaag) wijzigen door op pagina Kaartlagen beheren in het overzicht met de beschikbare kaartlagen, naast de betreffende laag, op het commando Wijzigen te klikken (zie onderdeel 'Kaartlagen wijzigen'). Dit commando wordt aangeduid met een tandwielicoon.
Opmerking
De configuratie van de feature-info van de kaartlagen vindt plaats op een aparte pagina van WGP Beheer: op de pagina Configureren feature-info. Deze pagina open je vanaf de beginpagina van Kaartlagen beheren door in de lijst met beschikbare lagen op de link Feature-info te klikken (zie onderdeel Feature-info configureren).
Tabblad Algemeen (WFS-laag)
De volgende tabel beschrijft de velden van het tabblad Algemeen waarmee je de basisgegevens van de kaartobjecten van een WFS-laag configureert (velden met een asterisk zijn verplicht):
Naam* | De naam van de kaartobjecten (features) die in deze laag worden getoond. De naam wordt als label gebruikt voor het weergeven van de laag in de gebruikersinterface en in de gepubliceerde versie van de kaart. Meestal geeft de naam een korte omschrijving van de features. Attentie! Te lange laagnamen worden in de WGP Viewer afgekapt. Een tooltipballon toont dan wel de hele naam, tenzij de naam niet afgebroken kan worden omdat de tekst geen spaties of koppelstreepjes bevat. Boven de aanklikinformatie worden de laagnamen niet afgekapt maar afgebroken. Laagnamen waarbij spaties vervangen zijn door underscores kunnen niet afgebroken worden. | Tekst |
Kaartlaag | Informatieveld met de unieke naam waaronder de laag op de kaartserver bekend is. WGP vult bij het toevoegen van een laag de waarde van dit veld automatisch in. | Alleen lezen |
Trefwoorden | In dit veld kun je trefwoorden voor deze kaartlaag opgeven. Druk na het intypen van het trefwoord op de Enter-toets om het tref woord in het veld in te voeren. Hierna verschijnt het trefwoord als apart blokje in het veld. Met het kruisje erachter kun je het trefwoord weer verwijderen. Je gebruikt de trefwoorden om kaarten op te zoeken met behulp van de zoekmodule van het portaal van WGP. Je kunt bijvoorbeeld een laag met leidingen labelen (taggen) met de trefwoorden elektriciteit, kabels, gas en waterleiding, zodat als je op deze termen zoekt, de kaart met deze laag in het zoekresultaat verschijnt. | Tekst |
Toon omschrijving | De WGP Viewer toont de opgegeven omschrijving van de huidige kaartlaag in een paneel De laagomschrijving staat in het veld Omschrijving ingevuld of er wordt in het veld Omschrijving via URL naar verwezen. | Selectievakje |
Omschrijving | Een tekst die de huidige laag omschrijft. Deze tekst verschijnt in het informatiepaneel van de laag en kan eenvoudige HTML-elementen bevatten. Het is ook mogelijk om afbeeldingsbestanden of hyperlinks in de tekst op te nemen. Je kunt de tekst die je hier invoert vervangen door de inhoud van de webpagina die je bij Omschrijving via URL hebt opgegeven. De omschrijving wordt alleen getoond als je optie Toon omschrijving hebt ingeschakeld. De tekst die je hier opgeeft wordt vervangen door de inhoud van een webpagina wanneer je bij Omschrijving via URL het URL-adres van deze pagina invult. | Tekst |
Omschrijving via URL | Het URL-adres van de webpagina die je als omschrijving van de kaartlaag gebruikt. De inhoud van deze webpagina verschijnt in het informatie paneel van de huidige laag en vervangt de tekst die je in het veld Omschrijving hebt opgegeven. Houd de informatie kort en plaats niet te veel tekst in het paneel. Attentie! Test altijd eerst het resultaat voordat je de kaart publiceert. Een verkeerd opgemaakte webpagina kan de weergave van de kaart namelijk ernstig schaden. | URL |
Type Databron | Het databrontype waarop deze kaartlaag is gebaseerd. In het geval van een WFS-laag is dat altijd het databrontype ' | Alleen lezen |
Databron naam | Informatieveld met de titel van de databron waarop deze kaartlaag is gebaseerd. | Alleen lezen |
Maximum aantal features per request | Het maximale aantal kaartobjecten (features) die bij het opvragen van een kaart (request) op de kaart worden gezet. Attentie! Gebruik bij een groot aantal features (kaartobjecten) de optie Maximum aantal features per request niet in combinatie met de optie Preload markers?. Bij het inzoomen haalt WGP dan namelijk de features niet opnieuw van de kaartserver op, waardoor bij een beperking op het aantal features in het gebied waarop je inzoomt geen of weinig features te zien kunnen zijn. Als je voor Maximum aantal features per request de waarde 'geen limiet' selecteert, zet WGP alle features op de kaart. Wanneer de kaart een groot gebied bestrijkt en de laag veel features bevat, kan de opbouw van de kaart dan erg lang duren. In WGP advanced kan een beperking op het aantal features ook tot effect hebben dat de features die het laatst zijn toegevoegd aan een WFST-laag niet worden getoond. | Keuzelijst |
Zichtbaarheidsrange | Het schaalbereik waarbinnen deze laag zichtbaar is. Het eerste veld (1:) definieert de startschaal en het tweede veld (-1:) de stopschaal. De startschaal moet altijd een lagere waarde hebben dan de stopschaal. De waarde zelf (het schaalgetal) is in het eerste veld dus altijd hoger! Wanneer bijvoorbeeld in het eerste veld de waarde 100.000 en in het tweede veld de waarde 10.000 is ingevuld, is de kaartlaag op een schaal van 1:100.000 tot een schaal van 1: 10.000 te zien. Buiten dit bereik wordt de laag niet getoond. Dus op een schaal van 1:200.0000 of een schaal van 1:5.000 is de laag onzichtbaar. Opmerking Buiten dit schaalbereik wordt de laag in het paneel | Getallen |
Preload markers? | Selectievakje om aan te geven dat je voor het openen van de kaart eerst alle kaartobjecten (markers, ook wel features) in de applicatie wilt laden. Als deze optie is ingeschakeld, laadt WGP alle kaartobjecten in één keer in het geheugen. Dit kan bij grote aantallen objecten enige tijd duren. Attentie! Gebruik bij een groot aantal features (kaartobjecten) de optie Preload markers? niet in combinatie met de optie Maximum aantal features per request. Bij het inzoomen haalt WGP dan namelijk de features niet opnieuw van de kaartserver op, waardoor bij een beperking op het aantal features in het gebied waarop je inzoomt geen of weinig features te zien kunnen zijn. WGP Geavanceerd | Selectie-vakje |
* Velden met een asterisk zijn verplicht. |
Tabblad Stijl (WFS-laag)
Met de velden op het tabblad Stijl configureer je de weergave van de kaartobjecten van een WFS- of WFST-laag. Deze velden zijn specifiek voor het soort geometrie van het kaartobject. De manier waarop je de weergavestijl beschrijft voor punten, lijnen of vlakken verschilt. De volgende velden komen echter bij alle geometrieën voor, bij zowel punten, lijnen als vlakken:
Geometrietype | Het geometrietype van de kaartobjecten van de huidige WFS-laag. Indien de geometrie van de laag nog niet is gedefinieerd, kun je die hier vastleggen door een van de volgende typen te selecteren:
Selecteer hier voor een laag met verschillende geometrieën het type Punt. De verschillende geometrieën van de laag komen dan in WGP beschikbaar. Als je echter weet dat de laag alleen lijnen of vlakken kan bevatten, selecteer dan geometrietype Lijn of Vlak. Selecteer voor een laag met alleen punten ook weer het type Punt. Attentie! Het gekozen geometrietype wordt meteen opgeslagen, dat wil zeggen vóórdat je op de knop Opslaan hebt gedrukt. Wanneer je eenmaal via de keuzerondjes een geometrie hebt geselecteerd, kun je dit daarna niet meer veranderen. | Alleen lezen |
Kleur vulling | De kleur waarmee de geometrie wordt opgevuld. Het veld in kolom Normaal geeft de kleur aan van de vulling wanneer het object niet is geselecteerd en WGP over het object geen aanwijsinformatie (feature-info type Je geeft een kleur voor Normaal of Geselecteerd op door op de huidige kleur te klikken en in de kleurenselectie-tool die verschijnt een kleur te selecteren. Selecteer eerst een kleur uit de verticale regenboogbalk (klik en sleep) en bepaal vervolgens in het vierkant ernaast de grijswaarde van de geselecteerde kleur(weer klik en sleep). Voor de drie waarden van rood, groen en blauw kun je in het veld Kleur vulling direct achter '#' een hexadecimale waarde opgegeven, bijvoorbeeld | Kleur |
Doorzichtigheid vulling | De doorzichtigheid van vulling van de geometrie. Deze doorzichtigheid geldt alleen voor de normale vulling en niet voor de vulling van een geselecteerde geometrie. Met een waarde van 0% is de vulling van de geometrie volledig ondoorzichtig. Met een waarde van 100% is de vulling volledig transparant (en dus onzichtbaar). | Schuif regelaar |
Kleur rand | De kleur van de lijn die de grenzen van de geometrie weergeeft (de rand van de geometrie). Het veld in kolom Normaal geeft de kleur aan van de rand wanneer het object niet is geselecteerd en WGP over het object geen aanwijsinformatie (feature-info type on-hover) toont. Het veld in kolom Geselecteerd geeft de kleur van de rand weer wanneer het object wel is geselecteerd of WGP over het object wel aanwijsinformatie toont. Zie voor het selecteren van een kleur het veld Kleur vulling. | Kleur |
De volgende onderdelen beschrijven de velden voor de weergavestijl die specifiek zijn voor punten, lijnen of vlakken.
Weergave van punten
Voor WFS-kaartobjecten met een punt-geometrie kun je bij de weergave de Punt dikte en de Punt Radius instellen, zoals in de volgende afbeelding is weergegeven:
Standaard wordt de puntgeometrie door een cirkeltje weergegeven. Je kunt een punt ook door een ander vorm laten weergeven (instelling Puntsymbool), zoals een vierkant of een driehoek.
Door bij het veld Icoon een icoon te selecteren kun je het puntsymbool vervangen door een icoon, dat wil zeggen een afbeelding met GIF-, JPG- of PNG-formaat van maximaal 100 x 100 pixels. Door een icoon te selecteren schakel je de overige instellingen uit. Deze zijn namelijk alleen van toepassing op het puntsymbool. Een uitzondering vormt het veld Punt positie: dit veld geldt namelijk alleen wanneer de punt door een icoon wordt weergegeven.
Wanneer een puntsymbool door een icoon wordt vervangen zal er geen verschil meer zijn te zien tussen de normale weergave en de geselecteerde weergave. Iconen kunnen niet transparant worden gemaakt. Bij alle puntsymbolen werken deze instellingen wel.
De volgende tabel beschrijft de velden voor de weergavestijl van een puntgeometrie (deze instellingen worden niet getoond bij WFS-lagen met lijn- of vlakgeometrieën):
Puntsymbool | Het symbool waarmee je de punt-geometrieën van deze WFS-laag aanduidt. Je kunt kiezen uit de waarden Een belangrijk verschil met het gebruik van iconen als aanduiding van punt-geometrieën (optie Icoon) is dat bij het gebruik van een puntsymbool de overige WFS-instellingen op tabblad Stijl nog steeds van toepassing zijn en dat je in WGP Viewer duidelijk kunt zien welke objecten er van een WFS-laag zijn geselecteerd. | Keuzelijsten |
Puntdikte | De dikte in pixels van de lijn die de grenzen van de punt-geometrie weergeeft (de contouren of outline van de geometrie). Je kunt lijndikte uit een lijst kiezen. Het veld in kolom Geselecteerd geeft de lijndikte aan van de rand van de punt wanneer het object is geselecteerd of wanneer over het object aanwijsinformatie (feature-info ' | Keuzelijsten |
Puntradius | De straal van het symbool waarmee de puntgeometrie wordt weergegeven, uitgedrukt in pixels. Het veld in kolom Geselecteerd geeft de straal van de punt weer wanneer het object is geselecteerd of wanneer over het object aanwijsinformatie (feature-info ' | Keuzelijsten |
Doorzichtigheid Punt | De doorzichtigheid van de rand van de punt-geometrie. Deze doorzichtigheid geldt alleen voor de normale weergave en niet voor de geselecteerde weergave. Met een waarde van 0% is de rand volledig ondoorzichtig. Met een waarde van 100% is de rand volledig transparant (en dus onzichtbaar). Opmerking Deze instelling wordt wel gebruikt voor de markering van een feature waarvan je aanwijsinformatie opvraagt. | Schuifregelaar |
Puntpositie | Attentie! Deze optie geldt alleen indien de punten van de kaartlaag met een icoon worden weergegeven (zie het veld Icoon). Indien er geen icoon is geselecteerd hebben deze instellingen geen effect. Het aantal pixels waarmee het icoon verschuift ten opzichte van de XY-coördinaten van het punt. Deze verschuiving geldt voor het midden van het icoon. Bij het X-veld geef je het aantal pixels aan in de X-richting (horizontaal naar rechts) en bij het Y-veld het aantal pixels in de Y-richting (verticaal naar boven). Bij waarden X=-10 en Y=15 verschuift het puntsymbool dus tien pixels naar links en vijftien pixels naar boven. Het verschuiven van het icoon kan in sommige gevallen gewenst zijn, bijvoorbeeld wanneer het betreffende punt-object ook op een luchtfoto is te zien en je deze luchtfoto als achtergrond gebruikt of wanneer het icoon uit een pijltje bestaat waarbij de punt van de pijl zich op de XY-coördinaat moet bevinden en niet het midden van het icoon. | Getallen |
Icoon | Deze optie biedt je de mogelijkheid om het puntsymbool te vervangen door een te selecteren icoon (een klein plaatje). Zodra je hier een icoon hebt geselecteerd zijn de bovenstaande instellingen voor het puntsymbool niet meer geldig, met uitzondering van het veld Puntpositie. Met de knop Verwijderen kun je een geselecteerd icoon weer verwijderen, waarna de instellingen voor het puntsymbool weer van toepassing zijn. | Keuze lijst |
Weergave van lijnen en vlakken
De volgende tabel beschrijft de velden voor de weergavestijl van een lijn- en vlakgeometrie (deze instellingen worden niet getoond bij WFS-lagen met puntgeometrieën):
Lijndikte | De dikte van de lijn of van de contouren van een vlak in pixels. Je kunt lijndikte uit een lijst kiezen. Het veld in kolom Geselecteerd geeft de lijndikte wanneer het object is geselecteerd of wanneer over het object aanwijsinformatie (feature-info ' Zie voor het selecteren van een kleur het veld Kleur vulling. | Keuzelijsten |
Doorzichtigheid Lijn | De doorzichtigheid van de lijn of van de contouren van het vlak. Deze doorzichtigheid geldt alleen de normale weergave en niet voor de weergave van een geselecteerde geometrie. Met een waarde van 0% is is de rand volledig ondoorzichtig. Met een waarde van 100% is de rand volledig doorzichtig (en dus onzichtbaar). Opmerking Deze instelling wordt wel gebruikt voor de markering van een feature waarvan je aanwijsinformatie opvraagt. | Schuifregelaar |
Tabblad Geavanceerd (WFS-laag)
Met de velden op het tabblad Geavanceerd configureer je de geavanceerde instellingen van de WFS-kaartlaag, zoals de legenda van de kaartlaag, de metadata van de laag, het verversen van de laag en een optie om de kaartlaag als vectorbestand te kunnen downloaden.
Als download beschikbaar? | Selectievakje om aan te geven dat je de kaartlaag vanuit de WGP Viewer als vectorbestand moet kunnen downloaden. Je vindt daar de optie Download in het laagmenu. Van een WFS-laag kun je ook alleen de geselecteerde features downloaden. Afhankelijk van wat de kaartserver ondersteunt, kun je bij het downloaden een bestandsformaat selecteren, zoals
| Selectievakje |
Automatisch verversen kaartlagen? | Selectievakje om het automatisch verversen van de kaartlaag in te schakelen. Door het frequent verversen van de kaartlaag kan de performance van de applicatie sterk afnemen. Dit geldt zeker voor kaartlagen met veel gegevens. | Selectievakje |
Verversen om de | De tijd die verstrijkt voordat WGP de laag opnieuw ververst, uitgedrukt in seconden. Dit veld is alleen beschikbaar wanneer selectievakje Automatisch verversen kaartlagen? is ingeschakeld. Vul hier een getal in van een tiental seconden of meer. Bij lagere waarden loop je de kans dat de laag alweer ververst wordt voordat hij helemaal is opgebouwd. | Getal |
Metadata URL | Een URL-adres (hyperlink) van een locatie met metadata over deze laag. De webpagina waarnaar de link verwijst opent in een apart browservenster (of apart tabblad). Wanneer je dit veld correct invult, kun je in de WGP Viewer de metadata van deze kaartlaag opvragen met de optie Metadata uit het laagmenu. Bij het opvragen van Metadata van een samengestelde, virtuele laag die uit verschillende andere lagen is opgebouwd worden alleen de metadata van de bovenste gecombineerde laag getoond (zie 'Combineren van lagen' in onderdeel Lagenhiërarchie). | URL |
Toon legenda? | Selectievakje om aan te geven dat de kaartlaag in de legenda van de WGP Viewer of de kaart-widget moet worden opgenomen. Wanneer de optie niet is geselecteerd, wordt er geen legenda getoond. Als je alleen het selectievakje aanvinkt, verschijnt de kaartlaag nog niet in de legenda. De legendanotatie van de laag wordt niet door de WFS-kaartservice aangeleverd. Je moet de legenda zelf definiëren. Dit kan een HTML-pagina zijn of een plaatje in de vorm van een afbeeldingsbestand (JPG, GIF, PNG). Voor het definiëren van een eigen legenda gebruik je de velden Legenda URL en Legendatype. Zie onderdeel Legenda definiëren. | Selectievakje |
Legenda standaard open? | Selectievakje om aan te geven dat de legenda van deze laag standaard geopend moet zijn in het paneel Opmerking Je kunt de legenda van een laag op drie niveaus sluiten: door de zijbalk te sluiten waarin de legenda zich bevindt, door het paneel | Selectie vakje |
Legenda URL | Het URL-adres van het afbeeldingsbestand of het HTML-bestand dat je als legenda wilt gebruiken. Wanneer je een bestand op de WGP-server als legenda wilt gebruiken, bestaat het URL-adres uit de locatie en de naam van het bestand op de server. Met de module Bestandsbeheer kun je het gewenste bestand uploaden naar de WGP-server en het als legendabestand invoegen. WGP vult daarna voor dit veld automatisch de juiste verwijzing naar het bestand in. Voor bestanden op het internet dien je het volledige URL-adres op te geven, dat houdt in dat het begint met ' | URL |
Legendatype | Keuzerondje om het dataformaat van het legendabestand aan te geven. Je kunt hier kiezen uit Image of HTML. | Keuzerondje |
Icoon | Een icoon dat gebruikt wordt om de kaartlaag weer te geven in paneel KAARTLAGEN, zoals het volgende voorbeeld laat zien:
Een icoon is een afbeeldingsbestand met als formaat JPG, GIF of PNG van maximaal 100 x 100 pixels. Je kunt kiezen uit een van de iconen die op de WGP-server beschikbaar zijn. Klik op Bestand om in de module Bestandsbeheer een afbeeldingsbestand voor dit veld te selecteren. De iconen staan in map | Icoon |
Input format | Het inputformaat van de gegevensstructuur van de kaartobjecten (features), bijvoorbeeld De kaartserver bepaalt welke formaten beschikbaar zijn. | Keuzelijst |
Geometrietype | Deze instelling geeft aan dat de laag alleen features bevat met de opgegeven geometrie. Aanvankelijk heeft een WFS-laag geometrietype ' Bij het bewerken van een WFST-laag in een kaartpresentatie (een functionaliteit die alleen beschikbaar is in WGP advanced) heeft deze instelling als consequentie dat alleen de knoppen die betrekking hebben op de opgegeven geometrie beschikbaar zijn. De andere knoppen worden uitgeschakeld. Laat bij lagen met verschillende geometrietypen deze instelling op ' | Keuzelijst |
CQL filter | Attentie!
Een selectiecriterium (filter) gedefinieerd in de CQL-taal (CQL staat voor Common Query Language). Het meest eenvoudige filter in CQL heeft de volgende syntax:
naam = '%current_user%' Nadat je de kaartlaag hebt opgeslagen vervangt WGP alle 'vreemde' tekens, zoals | CGL-code |
Bronprojectie kaartlaag gegevens | De bronprojectie van de kaartlaag (EPSG-code), bijvoorbeeld ' De bronprojectie van een laag is de kaartprojectie waarin de laag op de kaartserver staat opgeslagen. Dit hoeft niet dezelfde projectie te zijn waarin de kaartserver de laag publiceert. De bronprojectie wordt bijvoorbeeld in WGP advanced bij laagfilters gebruikt om features binnen een geometrie te selecteren. Standaard vult WGP hier de bronprojectie in zoals de kaartserver die aan WGP doorgeeft (bij de metadata van de laag). De kaartserver kan echter als bronprojectie een onjuiste projectie doorgeven. In dat geval kun je de bronprojectie corrigeren door hier de correcte bronprojectie in te vullen. | Tekst |
Tabblad SLD (WFS-laag)
In WGP is een Styled Layer Descriptor (SLD) alleen beschikbaar voor de opmaak van WFS- of WFST-lagen en beperkt tot de SLD-functionaliteit die Openlayers ondersteunt. Bij het importeren of aanmaken van een SLD-bestand valideert WGP niet of het een geldig SLD-bestand is. Zie voor meer informatie onderdeel Richtlijnen voor SLD-bestanden en de kennisbank van WGP (zoek op 'SLD').
De opmaakstijl van het SLD-bestand 'overschrijft' de instellingen die op tabblad Stijl van de WFS-laaginstellingen zijn gedefinieerd.
Styled Layer Descriptor-bestanden of SLD-bestanden zijn XML-bestanden waarin je de weergavestijl van kaartlagen kunt vastleggen. In een SLD-bestand kun je de laag op een geavanceerde manier vormgeven. Raadpleeg voor meer informatie de gebruikersdocumentatie van GeoServer.
Op tabblad SLD selecteer je een SLD-bestand waarin de weergavestijl van de huidige WFS-kaartlaag is gedefinieerd. Dit bestand moet op de WGP-server aanwezig zijn. Het pad en de naam van het geselecteerde bestand staat bij Bestand vermeld. Voor het uploaden, selecteren en bewerken van het SLD-bestand gebruik je de module Bestandsbeheer (zie onderdeel 'Bestandsbeheer').
Je selecteert een SLD-bestand door op de knop Bestand te klikken, in het venster Bestandsbeheer het bestand op de WGP-server uit te kiezen en vervolgens op Invoegen te klikken. Het venster Bestandsbeheer sluit en het pad en de naam van het geselecteerde SLD-bestand worden op tabblad SLD ingevuld. Met de knop Verwijderen kun je het bestand 'deselecteren', dat wil zeggen dat de koppeling tussen het bestand en de laag verwijderd wordt. Het bestand zelf blijft daarna echter op de WGP-server beschikbaar.
In het venster Bestandsbeheer kun je ook een SLD-bestand naar de WGP-server uploaden en vervolgens dát bestand gebruiken. Je kunt daar ook een SLD-bestand bewerken.
Vorige versie van deze pagina: Versie 4.7.3