null

Skip to end of metadata
Go to start of metadata

You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 5 Next »

Op de volgende manier kun je in WGP een kaart samenstellen die via het internet te raadplegen is:

  1. Log in als beheerder en open de beheermodule van WGP (WGP Beheer).
    Zie onderdeel Inloggen (video's).

  2. Voeg een of meer kaartservices toe.
    Zie onderdeel Toevoegen van een kaartservice (video).

  3. Voeg een of meer kaartlagen toe. Hiervoor gebruik je de beschikbare kaartservices.
    Zie onderdeel Toevoegen van een kaartlaag (video).

  4. Voeg een kaart toe. Geef voor de kaart de kaartprojectie, het verbreidingsgebied en de ontwikkelomgeving op. Een ontwikkelomgeving bevat alle kaarten en kaartonderdelen bedoeld voor een bepaalde organisatie of een bepaalde groep gebruikers.
    Zie onderdeel Toevoegen van een kaart (video).

  5. Configureer de kaart (zie ook onderdeel Toevoegen van een kaart).  Bij de kaartinstellingen configureer je de volgende zaken:

    1. Informatie.
    2. Afbeelding.
    3. Kaartlagen.
    4. Filters.
    5. Onder- en bovenbalk.
    6. Zijbalken.

       Details ...
      1. Voeg informatie over de kaart toe, zoals de eigenaar van de kaart, een beschrijving ervan en een vrijwaringstekst.
      2. Koppel een afbeelding aan de kaart, zodat hij in een portaal makkelijk te herkennen is.
      3. Voeg gepubliceerde kaartlagen toe en bepaal de volgorde ervan.
      4. Voeg aan de kaart filters toe waarmee je kunt bepalen welke objecten je op de kaart wilt zien.
      5. Stel de bovenbalk en de onderbalk samen. Op de bovenbalk staan menu-opties en bevinden zich knoppen en zoekfuncties. Op de benedenbalk vind je de schaal, de XY-coördinaten van de muiscursor en copyright-gegevens.
      6. Stel de werkbalken samen die je op de bovenbalk wilt hebben. De werkbalk bevat knoppen om algemene kaarthandelingen uit te voeren, zoals in- of uitzoomen en de kaart verschuiven.
      7. Stel de zijbalken samen. Op de zijbalken kunnen de kaartlagen staan en de legenda van die lagen. De zijbalken bieden ook plaats voor filters en opgevraagde informatie over kaartobjecten.
  6. Configureer de lagen. Bij de laaginstellingen configureer je de volgende zaken:

    1. Feature-info.
    2. Metadata.
    3. Rechten (voor het bekijken en bewerken van een laag).
    4. Weergavestijl.
    5. Legenda.
    6. Filters.

       Details...
      1. Bepaal welke informatie je van de objecten van een kaartlaag kunt opvragen (feature-info). 
        Zie onderdeel Configureren van de feature-info.
      2. Vul de metadata van de laag in, zoals bron, eigenaar en de datum waarop de gegevens ingewonnen zijn.
      3. Geef bij de rechten van de laag aan wie de laag mag zien en wie de laag eventueel ook mag bewerken. Je kunt ook aangeven dat een laag 'publiek' beschikbaar moet zijn, dat wil zeggen dat iedereen die de kaart kan zien ook deze laag kan zien.
      4. Bepaal de weergavestijl van de laag. Voor een geavanceerde weergavestijl gebruik je een apart stijldefinitiebestand (SLD-bestand).
        Zie onderdeel Definiëren van de stijl van een laag.
      5. Voeg een legenda aan de laag toe. De legenda legt uit wat alle symbolen, kleuren en lijnen op een kaartlaag betekenen.
        Zie onderdeel Toevoegen van een legenda.
      6. Definieer laagfilters waarmee je op basis van bepaalde eigenschappen objecten van de laag kunt selecteren. Alleen de objecten die aan de selectiecriteria voldoen worden getoond, bijvoorbeeld alle objecten waarvan de status 'voltooid' is.
        Zie onderdeel Definiëren van laagfilters.
  7. Configureer het portaal waarin de kaart toegankelijk wordt gemaakt. Geef de locatie (map) aan waar de kaart te vinden is. Deze map heeft een naam en kan worden voorzien van een afbeelding.
  • No labels