Skip to end of metadata
Go to start of metadata

You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 13 Next »

WFS-kaartlagen (of markerlagen) zijn vectorlagen die gebaseerd zijn op een Web Features Service (WFS). De kaartlagen haal je dan ook uit een databron van het type WFS of WFST. Omdat deze kaartlagen afzonderlijk benaderbare kaartobjecten (features) bezitten, met selecteerbare punt-, lijn- of vlakgeometrieën, verschillen de eigenschappen van deze kaartlagen met die van de 'bitmap'-kaartlagen afkomstig van de andere databronnen van WGP Beheer (verschillende WMS-databronnen en databronnen voor achtergrondlagen, zoals die van Google en OpenStreetMap). 

Gebruik bij WFS-kaartlagen met veel features (met een hoge feature-dichtheid) een Zichtbaarheidsrange, zodat je de lagen alleen kunt zien wanneer je op een grote schaal (bijvoorbeeld 1:5.000) bent ingezoomd. Bij een kleine schaal (bijvoorbeeld 1:100.000) zullen de features van een dergelijke laag namelijk over elkaar heen vallen en moet WGP zoveel features van de kaartserver ophalen dat de opbouw van de kaart lang kan duren.

Je kunt de algemene instellingen van een WFS-kaartlaag wijzigen op het tabblad Algemeen van pagina Kaartlagen Beheren - Markerlaag (vectorlaag) wijzigen. Op dezelfde pagina wijzig je op tabbladen Geavanceerd en Stijl de geavanceerde laaginstellingen en de weergavestijl van de kaartobjecten. Op tabblad SLD kun je de stijldefinitie uit een SLD-bestand op een kaartlaag toepassen.

Je opent pagina Kaartlagen Beheren - Markerlaag (vectorlaag) wijzigen door op pagina Kaartlagen beheren in het overzicht met de beschikbare kaartlagen, naast de betreffende laag, op het commando Wijzigen te klikken (zie onderdeel 'Kaartlagen wijzigen'). Dit commando wordt aangeduid met een tandwielicoon.

Opmerking

De configuratie van de feature-info van de kaartlagen vindt plaats op een aparte pagina van WGP Beheer: op de pagina Configureren feature-info. Deze pagina open je vanaf de beginpagina van Kaartlagen beheren door in de lijst met beschikbare lagen op de link Feature-info te klikken (zie onderdeel Feature-info configureren).

Tabblad Algemeen (WFS-laag)

De volgende tabel beschrijft de velden van het tabblad Algemeen waarmee je de basisgegevens van de kaartobjecten van een WFS-laag configureert (velden met een asterisk zijn verplicht):

Naam*

De naam van de kaartobjecten (features) die in deze laag worden getoond. De naam wordt als label gebruikt voor het weergeven van de laag in de gebruikersinterface en in de gepubliceerde versie van de kaart. Meestal geeft de naam een korte omschrijving van de features.

Attentie!

Te lange laagnamen worden in de WGP Viewer afgekapt. Een tooltip­ballon toont dan wel de hele naam, tenzij de naam niet afgebroken kan worden omdat de tekst geen spaties of koppelstreepjes bevat. Boven de aanklikinformatie worden de laagnamen niet afgekapt maar afgebroken. Laagnamen waarbij spaties vervangen zijn door underscores kunnen niet afgebroken worden.

Tekst

Kaartlaag

Informatieveld met de unieke naam waaronder de laag op de kaartserver bekend is. WGP vult bij het toevoegen van een laag de waarde van dit veld automatisch in.

Alleen lezen

Trefwoorden

In dit veld kun je trefwoorden voor deze kaartlaag opgeven.

Druk na het intypen van het trefwoord op de Enter-toets om het tref woord in het veld in te voeren. Hierna verschijnt het trefwoord als apart blokje in het veld. Met het kruisje erachter kun je het trefwoord weer verwijderen.

Je gebruikt de trefwoorden om kaarten op te zoeken met behulp van de zoekmodule van het portaal van WGP. Je kunt bijvoorbeeld een laag met leidingen labelen (taggen) met de trefwoorden elektriciteit, kabels, gas en waterleiding, zodat als je op deze termen zoekt, de kaart met deze laag in het zoekresultaat verschijnt.

Tekst

Toon omschrijving

De WGP Viewer toont de opgegeven omschrijving van de huidige kaartlaag in een paneel Informatie wanneer je in het laagmenu de optie Toon extra informatie selecteert (in paneel Kaartlagen). De laagomschrijving is ook vanuit een paneel of venster met feature-info op te vragen. De volgende afbeelding toont de omschrijving van laag 'Stads- en Dorpsgezichten WFS' in het informatiepaneel linksonder.

De laagomschrijving staat in het veld Omschrijving ingevuld of er wordt in het veld Omschrijving via URL naar verwezen.

Selectievakje

Omschrijving

Een tekst die de huidige laag omschrijft. Deze tekst verschijnt in het informatiepaneel van de laag en kan eenvoudige HTML-elementen bevatten.

Het is ook mogelijk om afbeeldingsbestanden of hyperlinks in de tekst op te nemen.

Je kunt de tekst die je hier invoert vervangen door de inhoud van de webpagina die je bij Omschrijving via URL hebt opgegeven.

De omschrijving wordt alleen getoond als je optie Toon omschrijving hebt ingeschakeld.

De tekst die je hier opgeeft wordt vervangen door de inhoud van een webpagina wanneer je bij Omschrijving via URL het URL-adres van deze pagina invult.

Tekst

Omschrijving via URL

Het URL-adres van de webpagina die je als omschrijving van de kaartlaag gebruikt.

De inhoud van deze webpagina verschijnt in het informatie paneel van de huidige laag en vervangt de tekst die je in het veld Omschrijving hebt opgegeven.

Houd de informatie kort en plaats niet te veel tekst in het paneel.

Attentie!

Test altijd eerst het resultaat voordat je de kaart publiceert. Een verkeerd opgemaakte webpagina kan de weergave van de kaart namelijk ernstig schaden.

De webpagina mag alleen uit HTML-code bestaan en mag geen relatieve links bevatten. Dit laatste houdt in dat alle links met 'http://' (of https://) moeten beginnen. Dit geldt ook voor de afbeeldingen op de webpagina. Ook het URL-adres dat je hier invult moet beginnen met 'http://' (of https://). De webpagina mag bovendien geen stijldefinities gebruiken, hetzij in de vorm van een extern stijlblad (style sheet), hetzij in de vorm van interne stijlblokken of stijlregels. Gebruik in de HTML-code geen <header>-element of zorg dat daar zo min mogelijk in staat. Ten slotte mag de HTML-tekst alleen ASCII-tekens bevatten. Andere tekens kunnen niet worden gebruikt.

Bij het opvragen van de omschrijving van een samengestelde, virtuele laag die uit verschillende andere lagen is opgebouwd wordt alleen de omschrijving van de bovenste gecombineerde laag getoond (zie onderdeel Lagenhiërarchie). 

URL

Type Databron

Het databrontype waarop deze kaartlaag is gebaseerd. In het geval van een WFS-laag is dat altijd het databrontype 'wfs' of 'wfst'.

Alleen lezen

Databron naam

Informatieveld met de titel van de databron waarop deze kaartlaag is gebaseerd.

Alleen lezen

Maximum aantal features per request

Het maximale aantal kaartobjecten (features) die bij het opvragen van een kaart (request) op de kaart worden gezet.

Attentie!

Gebruik bij een groot aantal features (kaartobjecten) de optie Maximum aantal features per request niet in combinatie met de optie Preload markers?. Bij het inzoomen haalt WGP dan namelijk de features niet opnieuw van de kaartserver op, waardoor bij een beperking op het aantal features in het gebied waarop je inzoomt geen of weinig features te zien kunnen zijn.

Als je voor Maximum aantal features per request de waarde 'geen limiet' selecteert, zet WGP alle features op de kaart. Wanneer de kaart een groot gebied bestrijkt en de laag veel features bevat, kan de opbouw van de kaart dan erg lang duren.

In WGP advanced kan een beperking op het aantal features ook tot effect hebben dat de features die het laatst zijn toegevoegd aan een WFST-laag niet worden getoond.

Keuzelijst

Zichtbaarheidsrange

Het schaalbereik waarbinnen deze laag zichtbaar is.

Het eerste veld (1:) definieert de startschaal en het tweede veld (-1:) de stopschaal. De startschaal moet altijd een lagere waarde hebben dan de stopschaal.

De waarde zelf (het schaalgetal) is in het eerste veld dus altijd hoger!

Wanneer bijvoorbeeld in het eerste veld de waarde 100.000 en in het tweede veld de waarde 10.000 is ingevuld, is de kaartlaag op een schaal van 1:100.000 tot een schaal van 1: 10.000 te zien. Buiten dit bereik wordt de laag niet getoond. Dus op een schaal van 1:200.0000 of een schaal van 1:5.000 is de laag onzichtbaar. 

 
Wanneer je alleen het eerste veld invult, geef je een minimumschaal op. Dat wil zeggen dat bij inzoomen de laag vanaf de ingevulde startschaal zichtbaar is. Wanneer je alleen het laatste veld invult, geef je een maximumschaal op. Dan is bij uitzoomen de laag vanaf de ingevulde stopschaal zichtbaar.

Opmerking

Buiten dit schaalbereik wordt de laag in het paneel Kaartlagen van de WGP Viewer uitgegrijsd weergegeven. 

Getallen

Preload markers?

Selectievakje om aan te geven dat je voor het openen van de kaart eerst alle kaartobjecten (markers, ook wel features) in de applicatie wilt laden.

Als deze optie is ingeschakeld, laadt WGP alle kaartobjecten in één keer in het geheugen. Dit kan bij grote aantallen objecten enige tijd duren.

Attentie!

Gebruik bij een groot aantal features (kaartobjecten) de optie Preload markers? niet in combinatie met de optie Maximum aantal features per request. Bij het inzoomen haalt WGP dan namelijk de features niet opnieuw van de kaartserver op, waardoor bij een beperking op het aantal features in het gebied waarop je inzoomt geen of weinig features te zien kunnen zijn.

WGP Geavanceerd
Als de optie Preload markers is uitgeschakeld, heeft dit conse­quen­ties voor het bewerken van de kaartlaag. Na het verversen van de laag, door de kaart te verschuiven of te zoomen, zullen alle wijzigingen in de laag die nog niet zijn opgeslagen verloren gaan.

Selectie-vakje

* Velden met een asterisk zijn verplicht.



Tabblad Stijl (WFS-laag)

Met de velden op het tabblad Stijl configureer je de weergave van de kaartobjecten van een WFS- of WFST-laag. Deze velden zijn specifiek voor het soort geometrie van het kaartobject. De manier waarop je de weergavestijl beschrijft voor punten, lijnen of vlakken verschilt. De volgende velden komen echter bij alle geometrieën voor, bij zowel punten, lijnen als vlakken:

Geometrietype

Het geometrietype van de kaartobjecten van de huidige WFS-laag.

Indien de geometrie van de laag nog niet is gedefinieerd, kun je die hier vastleggen door een van de volgende typen te selecteren:

  • Punt
  • Lijn 
  • Vlak

Selecteer hier voor een laag met verschillende geometrieën het type Punt. De verschillende geometrieën van de laag komen dan in WGP beschikbaar. Als je echter weet dat de laag alleen lijnen of vlakken kan bevatten, selecteer dan geometrietype Lijn of Vlak. Selecteer voor een laag met alleen punten ook weer het type Punt.

Attentie!

Het gekozen geometrietype wordt meteen opgeslagen, dat wil zeggen vóórdat je op de knop Opslaan hebt gedrukt. Wanneer je eenmaal via de keuzerondjes een geometrie hebt geselecteerd, kun je dit daarna niet meer veranderen.

Alleen lezen
(of keuze-rondjes)

Kleur vulling

De kleur waarmee de geometrie wordt opgevuld.

Het veld in kolom Normaal geeft de kleur aan van de vulling wanneer het object niet is geselecteerd en WGP over het object geen aanwijsinformatie (feature-info type on-hover) toont. Het veld in kolom Geselecteerd geeft de kleur weer van de vulling wanneer het object wel is geselecteerd of WGP over het object wel aanwijsinformatie toont.

Je geeft een kleur voor Normaal of Geselecteerd op door op de huidige kleur te klikken en in de kleurenselectie-tool die verschijnt een kleur te selecteren. Selecteer eerst een kleur uit de verticale regenboogbalk (klik en sleep) en bepaal vervolgens in het vierkant ernaast de grijswaarde van de geselecteerde kleur(weer klik en sleep).

Voor de drie waarden van rood, groen en blauw kun je in het veld Kleur vulling direct achter '#' een hexadecimale waarde opgegeven, bijvoorbeeld #9841b5 (98 voor rood, 41 voor groen en b5 voor blauw).

Kleur

Doorzichtigheid vulling

De doorzichtigheid van vulling van de geometrie.

Deze doorzichtigheid geldt alleen voor de normale vulling en niet voor de vulling van een geselecteerde geometrie.

Met een waarde van 0% is de vulling van de geometrie volledig ondoorzichtig. Met een waarde van 100% is de vulling volledig transparant (en dus onzichtbaar).

Schuif regelaar

Kleur rand

De kleur van de lijn die de grenzen van de geometrie weergeeft (de rand van de geometrie).

Het veld in kolom Normaal geeft de kleur aan van de rand wanneer het object niet is geselecteerd en WGP over het object geen aanwijsinformatie (feature-info type on-hover) toont. Het veld in kolom Geselecteerd geeft de kleur van de rand weer wanneer het object wel is geselecteerd of WGP over het object wel aanwijsinformatie toont.

Zie voor het selecteren van een kleur het veld Kleur vulling.

Kleur

 De volgende onderdelen beschrijven de velden voor de weergavestijl die specifiek zijn voor punten, lijnen of vlakken.

Weergave van punten

Voor WFS-kaartobjecten met een punt-geometrie kun je bij de weergave de Punt dikte en de Punt Radius instellen, zoals in de volgende afbeelding is weergegeven:

Standaard wordt de puntgeometrie door een cirkeltje weergegeven. Je kunt een punt ook door een ander vorm laten weergeven (instelling Puntsymbool), zoals een vierkant of een driehoek.

Door bij het veld Icoon een icoon te selecteren kun je het puntsymbool vervangen door een icoon, dat wil zeggen een afbeelding met GIF-, JPG- of PNG-formaat van maximaal 100 x 100 pixels. Door een icoon te selecteren schakel je de overige instellingen uit. Deze zijn namelijk alleen van toepassing op het puntsymbool. Een uitzondering vormt het veld Punt positie: dit veld geldt namelijk alleen wanneer de punt door een icoon wordt weergegeven.

Wanneer een puntsymbool door een icoon wordt vervangen zal er geen verschil meer zijn te zien tussen de normale weergave en de geselecteerde weergave. Iconen kunnen niet transparant worden gemaakt. Bij alle puntsymbolen werken deze instellingen wel.

De volgende tabel beschrijft de velden voor de weergavestijl van een puntgeometrie (deze instellingen worden niet getoond bij WFS-lagen met lijn- of vlakgeometrieën):

Puntsymbool

Het  symbool waarmee je de punt-geometrieën van deze WFS-laag aanduidt. Je kunt kiezen uit de waarden Cirkel, Vierkant, Ster, X, Plus en Driehoek. Standaard gebruikt WGP de waarde Cirkel.

Een belangrijk verschil met het gebruik van iconen als aanduiding van punt-geometrieën (optie Icoon) is dat bij het gebruik van een puntsymbool de overige WFS-instellingen op tabblad Stijl nog steeds van toepassing zijn en dat je in WGP Viewer duidelijk kunt zien welke objecten er van een WFS-laag zijn geselecteerd.

Keuzelijsten

Puntdikte

De dikte in pixels van de lijn die de grenzen van de punt-geometrie weergeeft (de contouren of outline van de geometrie). Je kunt lijndikte uit een lijst kiezen.

Het veld in kolom Geselecteerd geeft de lijndikte aan van de rand van de punt wanneer het object is geselecteerd of wanneer over het object aanwijsinformatie (feature-info 'on hover') wordt getoond. Het veld in kolom Normaal geeft de lijndikte van de rand weer wanneer dat niet het geval is.

Keuzelijsten

Puntradius

De straal van het symbool waarmee de puntgeometrie wordt weergegeven, uitgedrukt in pixels.

Het veld in kolom Geselecteerd geeft de straal van de punt weer wanneer het object is geselecteerd of wanneer over het object aanwijsinformatie (feature-info 'on hover') wordt getoond. Het veld in kolom Normaal geeft de straal van de punt weer wanneer dat niet het geval is.

Keuzelijsten

Doorzichtigheid Punt

De doorzichtigheid van de rand van de punt-geometrie.

Deze doorzichtigheid geldt alleen voor de normale weergave en niet voor de geselecteerde weergave.

Met een waarde van 0% is de rand volledig ondoorzichtig. Met een waarde van 100% is de rand volledig transparant (en dus onzichtbaar).

Opmerking

Deze instelling wordt wel gebruikt voor de markering van een feature waarvan je aanwijsinformatie opvraagt.  

Schuifregelaar

Puntpositie

Attentie!

Deze optie geldt alleen indien de punten van de kaartlaag met een icoon worden weergegeven (zie het veld Icoon). Indien er geen icoon is geselecteerd hebben deze instellingen geen effect.

Het aantal pixels waarmee het icoon verschuift ten opzichte van de XY-coördinaten van het punt. Deze verschuiving geldt voor het midden van het icoon.

Bij het X-veld geef je het aantal pixels aan in de X-richting (horizontaal naar rechts) en bij het Y-veld het aantal pixels in de Y-richting (verticaal naar boven). Bij waarden X=-10 en Y=15 verschuift het puntsymbool dus tien pixels naar links en vijftien pixels naar boven.

Het verschuiven van het icoon kan in sommige gevallen gewenst zijn, bijvoorbeeld wanneer het betreffende punt-object ook op een luchtfoto is te zien en je deze luchtfoto als achtergrond gebruikt of wanneer het icoon uit een pijltje bestaat waarbij de punt van de pijl zich op de XY-coördinaat moet bevinden en niet het midden van het icoon.

Getallen

Icoon

Deze optie biedt je de mogelijkheid om het puntsymbool te vervangen door een te selecteren icoon (een klein plaatje).

Zodra je hier een icoon hebt geselecteerd zijn de bovenstaande instellingen voor het puntsymbool niet meer geldig, met uitzondering van het veld PuntpositieMet de knop Verwijderen kun je een geselecteerd icoon weer verwijderen, waarna de instellingen voor het puntsymbool weer van toepassing zijn.

 Werkwijze selecteren icoon ...

Je selecteert op de volgende manier een icoon:

  1. Druk op Bestand. Het venster van de module Bestandsbeheer verschijnt. Deze module bied je toegang tot mappen en bestanden op de WGP-server.

  2. Selecteer de map iconsets. In deze map bevinden zich, in verschillende onderliggende mappen, alle iconen die in WGP momenteel beschikbaar zijn. Dit zijn kleine afbeeldingsbestanden met als formaat JPG, GIF of PNG.

  3. Selecteer uit de map iconsets het gewenste afbeeldingsbestand.

    Je kunt ook uit een andere map een afbeeldingsbestand selecteren, of het bestand vanaf je computer uploaden naar de WGP-server. Zorg daarbij dat de afbeelding niet te groot is (ca 35 x 35 pixels). Zie onderdeel 'Bestandsbeheer'.

  4. Klik in het venster Bestandsbeheer op Invoegen. Bij Icoon verschijnt de geselecteerde afbeelding en worden de naam en de locatie van het bestand ingevuld.

    Indien je een afbeelding van het internet wenst te gebruiken, geef dan een volledige URL op (beginnend met 'http' of 'https').
  5. Pas eventueel bij Icoondimensies de afmetingen van het icoon aan.

    Bij Icoondimensies staan de huidige afmetingen van het icoon ver meld. De hoogte en de breedte ervan worden in pixels uitgedrukt. Je kunt hier de icoonafmetingen voor deze kaartlaag wijzigen. In de mo du le Bestandsbeheer kun je de afbeelding op de WGP-server voor alle themakaarten schalen.

  6. Pas eventueel bij Puntpositie de positie van het icoon aan.

Keuze lijst

Weergave van lijnen en vlakken

De volgende tabel beschrijft de velden voor de weergavestijl van een lijn- en vlakgeometrie (deze instellingen worden niet getoond bij WFS-lagen met puntgeometrieën):

Lijndikte

De dikte van de lijn of van de contouren van een vlak in pixels. Je kunt lijndikte uit een lijst kiezen.

Het veld in kolom Geselecteerd geeft de lijndikte wanneer het object is geselecteerd of wanneer over het object aanwijsinformatie (feature-info 'on hover') wordt getoond. Het veld in kolom Normaal geeft de lijndikte weer wanneer dat niet het geval is.

Zie voor het selecteren van een kleur het veld Kleur vulling.

Keuzelijsten

Doorzichtigheid Lijn
of
Doorzichtigheid Vlak

De doorzichtigheid van de lijn of van de contouren van het vlak.

Deze doorzichtigheid geldt alleen de normale weergave en niet voor de weergave van een geselecteerde geometrie.

Met een waarde van 0% is is de rand volledig ondoorzichtig. Met een waarde van 100% is de rand volledig doorzichtig (en dus onzichtbaar).

Opmerking

Deze instelling wordt wel gebruikt voor de markering van een feature waarvan je aanwijsinformatie opvraagt.

Schuifregelaar


Tabblad Geavanceerd (WFS-laag)

Met de velden op het tabblad Geavanceerd configureer je de geavanceerde instellingen van de WFS-kaartlaag, zoals de legenda van de kaartlaag, de metadata van de laag, het verversen van de laag en een optie om de kaartlaag als vectorbestand te kunnen downloaden.

Als download beschikbaar?

Selectievakje om aan te geven dat je de kaartlaag vanuit de WGP Viewer als vectorbestand moet kunnen downloaden. Je vindt daar de optie Download in het laagmenu. Van een WFS-laag kun je ook alleen de geselecteerde features downloaden.

Afhankelijk van wat de kaartserver ondersteunt, kun je bij het downloaden een bestandsformaat selecteren, zoals GML, Shapefile, Json of door komma's gescheiden gegevens (CSV). Hoe het bestand gedownload wordt, is afhankelijk van de webbrowser die je gebruikt. 

  • De optie Download is niet in de WGP Viewer beschikbaar voor samengestelde, virtuele lagen die uit verschillende andere lagen zijn opgebouwd (zie 'Combineren van lagen' in onderdeel Lagenhiërarchie).
  • Het downloaden van een kaartlaag met optie Huidige extent werkt niet bij een laag met een CQL-filter.
  • Bij het downloaden van de geselecteerde  features is het aantal features beperkt door de maximum lengte van de URL. De features worden in de request aan de kaartserver namelijk als parameter achter de URL gezet. Dit geldt echter niet voor databronnen met aanvraag­type 'Postform'. Het downloaden via  dit aanvraagtype heeft  geen limiet op het aantal features.

Selectievakje

Automatisch verversen kaartlagen?

Selectievakje om het automatisch verversen van de kaartlaag in te schakelen.

Door het frequent verversen van de kaartlaag kan de performance van de applicatie sterk afnemen. Dit geldt zeker voor kaartlagen met veel gegevens.

Selectievakje

Verversen om de

De tijd die verstrijkt voordat WGP de laag opnieuw ververst, uitgedrukt in seconden. Dit veld is alleen beschikbaar wanneer selectievakje Automatisch verversen kaartlagen? is ingeschakeld.

Vul hier een getal in van een tiental seconden of meer. Bij lagere waarden loop je de kans dat de laag alweer ververst wordt voordat hij helemaal is opgebouwd.

Getal

Metadata URL

Een URL-adres (hyperlink) van een locatie met metadata over deze laag. De webpagina waarnaar de link verwijst opent in een apart browservenster (of apart tabblad).

Wanneer je dit veld correct invult, kun je in de WGP Viewer de metadata van deze kaartlaag opvragen met de optie Metadata uit het laagmenu.

Bij het opvragen van Metadata van een samengestelde, virtuele laag die uit verschillende andere lagen is opgebouwd worden alleen de metadata van de bovenste gecombineerde laag getoond (zie 'Combineren van lagen' in onderdeel Lagenhiërarchie).

URL

Toon legenda?

Selectievakje om aan te geven dat de kaartlaag in de legenda van de WGP Viewer of de kaart-widget moet worden opgenomen. Wanneer de optie niet is geselecteerd, wordt er geen legenda getoond.

Als je alleen het selectievakje aanvinkt, verschijnt de kaartlaag nog niet in de legenda. De legendanotatie van de laag wordt niet door de WFS-kaartservice aangeleverd. Je moet de legenda zelf definiëren. Dit kan een HTML-pagina zijn of een plaatje in de vorm van een afbeeldingsbestand (JPG, GIF, PNG). Voor het definiëren van een eigen legenda gebruik je de velden Legenda URL en Legendatype. Zie onderdeel Legenda definiëren.

Selectievakje
(met URL en keuzerondje)

Legenda standaard open?

Selectievakje om aan te geven dat de legenda van deze laag standaard geopend moet zijn in het paneel Legenda.

Opmerking

Je kunt de legenda van een laag op drie niveaus sluiten: door de zijbalk te sluiten waarin de legenda zich bevindt, door het ­paneel Legenda te sluiten, of door de legenda van de laag te sluiten.

Selectie vakje

Legenda URL

Het URL-adres van het afbeeldingsbestand of het HTML-bestand dat je als legenda wilt gebruiken.

Wanneer je een bestand op de WGP-server als legenda wilt gebruiken, bestaat het URL-adres uit de locatie en de naam van het bestand op de server. Met de module Bestandsbeheer kun je het gewenste bestand uploaden naar de WGP-server en het als legendabestand invoegen. WGP vult daarna voor dit veld automatisch de juiste verwijzing naar het bestand in.

Voor bestanden op het internet dien je het volledige URL-adres op te geven, dat houdt in dat het begint met 'http'.

URL

Legendatype

Keuzerondje om het dataformaat van het legendabestand aan te geven. Je kunt hier kiezen uit Image of HTML.

Keuzerondje

Icoon

Een icoon dat gebruikt wordt om de kaartlaag weer te geven in paneel KAARTLAGEN, zoals het volgende voorbeeld laat zien:

Een icoon is een afbeeldingsbestand met als formaat JPG, GIF of PNG van maximaal 100 x 100 pixels. Je kunt kiezen uit een van de iconen die op de WGP-server beschikbaar zijn. Klik op Bestand om in de module Bestandsbeheer een afbeeldingsbestand voor dit veld te selecteren. De iconen staan in map Iconsets op de WGP-server. Klik op Verwijderen om een gekoppeld icoon te verwijderen.

Icoon

Input format

Het inputformaat van de gegevensstructuur van de kaartobjecten (features), bijvoorbeeld JSON of GML2.

De kaartserver bepaalt welke formaten beschikbaar zijn.

Keuzelijst

Geometrietype

Deze instelling geeft aan dat de laag alleen features bevat met de opgegeven geometrie.

Aanvankelijk heeft een WFS-laag geometrietype 'Onbekend'. Bij het configureren van de laag kun je daarna kiezen uit de geometrietypen 'Punt', 'Lijn' of 'Vlak'.

Bij het bewerken van een WFST-laag in een kaartpresentatie (een functionaliteit die alleen beschikbaar is in WGP advanced) heeft deze instelling als consequentie dat alleen de knoppen die betrekking hebben op de opgegeven geometrie beschikbaar zijn. De andere knoppen worden uitgeschakeld.

Laat bij lagen met verschillende geometrietypen deze instelling op  'Onbekend' staan.

Keuzelijst

CQL filter

Attentie!

  • CQL-filters zijn bedoeld voor kaartlagen afkomstig van een GeoServer-kaartserver. Voor OGC-kaartservers zal WGP het filter vertalen, maar niet alle filters zullen vertaald kunnen worden. Voor overige kaartservers zal het CQL-filter niet werken.

     Filters voor OGC-servers ...

    WGP ondersteunt kaartservers die zich houden aan de /wiki/spaces/HandleidingWGP5/pages/546340865-specificaties, zoals MapServer, met behulp van databronnen waarvoor servertype OgcServer is geselecteerd (zie onderdeel Databroninstellingen). WGP zal voor dit type server het CQL-filter vertalen in een filter dat voldoet aan de OGC-standaard. Mogelijk niet alle CQL-filters zullen echter vertaald kunnen worden, zoals het volgende filter:

    veldnaam IN ('aap','noot','mies')

  • Je wordt geacht om een correct filter op te geven, inclusief een juist hoofdlettergebruik. WGP zal het opgegeven filter niet valideren. Bij een onjuist filter zal de laag in de WGP Viewer niet worden weergegeven.
  • Het downloaden van een kaartlaag in de WGP Viewer met optie Huidige extent werkt niet bij een laag met een CQL-filter.

Een selectiecriterium (filter) gedefinieerd in de CQL-taal (CQL staat voor Common Query Language). Het meest eenvoudige filter in CQL heeft de volgende syntax:

<attribuutnaam> LIKE '<waarde>'

Nadat je de kaartlaag hebt opgeslagen vervangt WGP alle 'vreemde' tekens, zoals < > / = ? en #, in een symbool-code die in een URL toegestaan is. Raadpleeg voor meer informatie de GeoServer-documentatie.

 Voorbeeld CQL-filter ...

In een kaartlaag met monumenten geeft het attribuut BWJR het bouwjaar aan. Je kunt dan met het volgende filter alle monumenten laten weergeven die vóór 1700 zijn gebouwd:

BWJR<1700

CGL-code

Bronprojectie kaartlaag gegevens

De bronprojectie van de kaartlaag (EPSG-code),  bijvoorbeeld 'EPSG:3857'.

De bronprojectie van een laag is de kaartprojectie waarin de laag op de kaartserver staat opgeslagen. Dit hoeft niet dezelfde projectie te zijn waarin de kaartserver de laag publiceert. De bronprojectie wordt bijvoorbeeld in WGP advanced bij laagfilters gebruikt om features binnen een geometrie te selecteren.

Standaard vult WGP hier de bronprojectie in zoals de kaartserver die aan WGP doorgeeft (bij de metadata van de laag). De kaartserver kan echter als bronprojectie een onjuiste projectie doorgeven. In dat geval kun je de bronprojectie corrigeren door hier de correcte bronprojectie in te vullen.

Tekst

Tabblad SLD (WFS-laag)

In WGP is een Styled Layer Descriptor (SLD) alleen beschikbaar voor de opmaak van WFS- of WFST-lagen en beperkt tot de SLD-functionaliteit die Openlayers ondersteunt. Bij het importeren of aanmaken van een SLD-bestand valideert WGP niet of het een geldig SLD-bestand is. Zie voor meer informatie onderdeel Richtlijnen voor SLD-bestanden en de kennisbank van WGP (zoek op 'SLD').

De opmaakstijl van het SLD-bestand 'overschrijft' de instellingen die op tabblad Stijl van de WFS-laaginstellingen zijn gedefinieerd.

Styled Layer Descriptor-bestanden of SLD-bestanden zijn XML-bestanden waarin je de weergavestijl van kaartlagen kunt vastleggen. In een SLD-bestand kun je de laag op een geavanceerde manier vormgeven. Raadpleeg voor meer informatie de gebruikersdocumentatie van GeoServer (http://docs.geoserver.org/latest/en/user/styling/sld-introduction.html).

Op tabblad SLD selecteer je een SLD-bestand waarin de weergavestijl van de huidige WFS-kaartlaag is gedefinieerd. Dit bestand moet op de WGP-server aanwezig zijn. Het pad en de naam van het geselecteerde bestand staat bij Bestand vermeld. Voor het uploaden, selecteren en bewerken van het SLD-bestand gebruik je de module Bestandsbeheer (zie onderdeel 'Bestandsbeheer').

Je selecteert een SLD-bestand door op de knop Bestand te klikken, in het venster Bestandsbeheer het bestand op de WGP-server uit te kiezen en vervolgens op Invoegen te klikken. Het venster Bestandsbeheer sluit en het pad en de naam van het geselecteerde SLD-bestand worden op tabblad SLD ingevuld. Met de knop Verwijderen kun je het bestand 'deselecteren', dat wil zeggen dat de koppeling tussen het bestand en de laag verwijderd wordt. Het bestand zelf blijft daarna echter op de WGP-server beschikbaar.

In het venster Bestandsbeheer kun je ook een SLD-bestand naar de WGP-server uploaden en vervolgens dát bestand gebruiken. Je kunt daar ook een SLD-bestand bewerken.


Vorige versie van deze pagina: Versie 4.7.0

Versie 4.6.0



  • No labels