Samengevat is de werkwijze voor het plannen en uitvoeren van onderhoud als volgt:

1. Selecteer in de omgeving Beheer & onderhoud in het zijmenu de optie Beheereenheden.
2. Selecteer in de Beheereenheden-tabel de beheerobjecten met eenzelfde soort onderhoudswerk waarvoor je een planning wilt opstellen.
3. Koppel de beheerobjecten aan een beheeractiviteit (optie Toevoegen beheeractiviteit uit het actiemenu). Selecteer daarbij een maatregel (het onderhoudswerk) en een globale planning (een planningspatroon en een planningsperiode). Je kunt de globale planning ook later toevoegen bij optie Maatregelen). Je hebt zo voor de geselecteerde objecten werkregels aangemaakt. Deze definiëren per beheerobject wat er wanneer aan onderhoudswerk moet worden gedaan.
4. Selecteer in het zijmenu de optie Planning en selecteer in de tabel de werkregels waarvoor je de planning wil complementeren.
5. Koppel de werkregels aan een budget en een werkplan (acties Plaats in budget en Plaats in werkplan). Je kunt eventueel ook nog een detailplanning opgegeven waarbij je een afwijkende uitvoerder en planningsperiode kunt opgeven (actie Plaats in detailplanning). Het werkplan definieert wie het werk uitvoert, controleert en evalueert. 
6. Stuur de werkregels naar het veld om daar uitgevoerd te kunnen worden (actie Plaats in uitvoering). De werkregels zullen hierna in het veld beschikbaar zijn om de uitvoer van het werk te registreren. Alle werkregels die in uitvoering zijn worden in de tabel Uitvoering getoond (optie Uitvoering in het zijmenu). In het veld zal na de uitvoering en controle van het werk de status van de werkregels veranderen in bijvoorbeeld 'Uitgevoerd' en vervolgens 'Controle OK'. 
7. Selecteer in het zijmenu de optie Werkorders en voeg de werkregels aan een werkorder toe (actie Plaats in werkorder).
8. Verwerk de uitgevoerde werkregels.